top of page

De Jodenvervolging

‘Met het zachte pedaal weefden de Duitsers hun web’, aldus Presser in zijn standaardwerk Ondergang, Eerst geruststellende woorden: er is geen Jodenprobleem. Wat later een vage verordening over aanpassing van wetgeving. Vanaf oktober 1941 mogen Joden niet langer als ambtenaar aangesteld worden of bevorderd. Dan volgt de Ariërverklaring, registratie en een onderscheid op persoonsbewijzen in Jood en niet-Jood. In september 1942 begint de deportatie van Joden door de Duitse bezettingsmacht. Het aantal omgekomen Joden ligt tussen de 104.000 en 110.000.

 

Vervolging van Joodse psychiatrische patiënten

Ook Joodse psychiatrische patiënten werden vervolgd. Begin januari 1943 vond de een deportatie plaats van bijna duizend Joodse patiënten uit Den Haag en omgeving. Op 21 en 22 januari 1943 vond de barbaarse ontruiming plaats van Joodse gehandicapten uit de Joodse psychiatrische inrichting ‘Het Apeldoornsche Bosch’. In totaal 869 bewoners en 52 personeelsleden werden door de nazi’s weggevoerd naar Auschwitz.

Ook psychiatrische inrichtingen in andere steden zoals Hilversum, Assen, Amsterdam, Haarlem en Den Dolder kamden de Duitsers uit. De directies stonden elke keer voor een onmenselijk dilemma: toegeven, namen noemen of verzet plegen. De directies liepen het risico, als ze weigerden, om zelf gedeporteerd te worden naar een concentratiekamp. Eventueel samen met het personeel van de inrichting. Dat is ook voorgekomen.

 

Moeders zwijgen

In deze periode volgde mijn moeder haar opleiding tot B verpleegkundige in de Stichting ‘Vogelenzang’ te Bennebroek. Ze vertelde weinig over haar jaren als verpleegster, terwijl ze veel van haar vak gehouden moet hebben. Ik wist niet meer dan dat ze in Vogelenzang had gewerkt en op nog een paar plekken als Franeker en Assen. Ze vertelde regelmatig het verhaal dat ze veel geleerd had van een Joodse mijnheer Meyer die een kinderkoortje leidde in de Watergraafsmeer. Ze liet steeds merken het nog steeds erg te vinden dat hij ook in de oorlog was omgekomen.

 

Moeder vertelt

Tegen het eind van haar leven vertelt ze wat ze als psychiatrisch verpleegkundige meemaakte toen de Duitsers in de inrichting waar ze werkte, op jacht gingen naar Joodse patiënten. En voor welke keus ze stond. Ze moest als verpleegster mee in een wagen om Joodse patiënten naar kamp Westerbork te brengen. Daar kreeg ze later wroeging over.

 

Haar verhaal komt terug

Haar verhaal kwam ongeveer tien jaar later bij me terug toen ik in een leerboek van mijn dochter las dat de meeste Nederlanders na de oorlog liever vooruit keken dan achterom. Ze waren de oorlog met vallen en opstaan doorgekomen en er was niet veel te verwerken. Daar was ik het niet mee eens. Ik herinnerde me alle familieverhalen over de oorlog en besloot ze op te schrijven. Ik wilde het verhaal van moeder goed en volledig opschrijven, maar merkte al snel dat ik veel feiten niet kende. En zo begon mijn zoektocht en ontsond Zilver in bruikleen, Dilemma's van een verpleegster in oorlogstijd.

 

Maar het verhaal is niet af

Nadat Zilver in Bruikleen uit kwam belde dr. G.J.C. (Cecile) aan de Stegge en vertelde me dat tijdens de oorlog minstends 9000  psychiatrische patiënten en vertandelijk gehandicapten door honger en verwaarlozing zijn omgekomen. Dit is in Nederland niet bekend. Sindsdien zet ik me in om voor deze vergeten groep slachtoffers nationale erkenning te krijgen/

  

Achtergronden

bottom of page